Tussen de kampen van de polarisatie bestaat een grote zone, een gekleurde zone waar nuance en debat wel mogelijk is.

Ik heb me de afgelopen jaren afgevraagd in welke illusie ik heb geleefd.
Ik geloof in de democratie, mensenrechten, in de bescherming door de grondwet, in de rol van het parlement, in de noodzaak van keuze, van diversiteit in denken en zijn ….

Ik stoor me aan ontmenselijking, aan veralgemeningen. Iemand die geen huis heeft, ‘een dakloze’ noemen vind ik hard en vreemd. Je reduceert die persoon tot slechts 1 aspect, in dit geval tot een ontbrekend onderdeel van een huis alsof de persoon geen mens meer is. Je herleidt iemand tot dat kleine beetje dat er na de reductie nog overblijft. 

In de traditionele geneeskunde stoort me die reductie ook. Het lijkt alsof je een wagen bent waar enkel gefocust wordt op het haperende onderdeel. Dat stuk moet dan opgelapt of vervangen worden, indien mogelijk. En voor elk onderdeel bestaat er wel een deskundige. 
Maar wat met het geheel? 

Dat reduceren, die fragmentatie die zich voordoet als het geheel, dat past niet bij mij. Ik wil weten waarom ik iets voel, waarom er iets hapert, waarom er iets misloopt. Ik wil geen lapmiddeltje dat de symptomen wegwerkt. Ik wil geen pleister op een houten been. Ik wil weten wat er mis is en het probleem bij de wortel aanpakken. 
En als dat betekent dat ik anders moet gaan leven, dan doe ik dat. 

Ik heb het steeds moeilijk gehad met reductie, met stereotypen, labels en vooroordelen. Ik tracht erop te letten me er niet aan te bezondigen. Het is zo gemakkelijk in die val te trappen en het gebeurt sneller dan je denkt maar ik let erop, en corrigeer mezelf als ik me er op betrap.

Dat komt omdat ik me als kind er al vragen bij stelde. 
Ik was een kind uit een bijzonder gezin waar mensen soms vreemd op reageerden omdat ze er geen geschikt label op konden kleven. 

Mijn vader was tijdens de oorlog Chaplain in the American ArmyOok was hij actief in het verzet. Midden jaren 50 trad hij uit als priester en huwde hij met mijn moeder die uit Oostenrijk kwam. Kort na de oorlog stuitte dat huwelijk op onbegrip. 
Op verzet. 
Dat maakte ons als gezin verdacht.

Omdat het katholiek onderwijs zijn uitgetreden priesters uitspuwde, werd mijn vader van de ene dag op de andere werkloos, sociaal geïsoleerd, was hij niet meer welkom. 
Hij was aangewezen op de enkele trouwe vrienden die hij nog overhield en op de andere onderwijskoepels. Zijn diploma theologie werd op slag waardeloos, zijn verleden werd gewist. Na een snelle herscholing kon hij uiteindelijk aan de slag als leraar Germaanse talen in het Joods onderwijs en het Rijksonderwijs.

Mijn broer, de zoon van mijn moeder, eveneens afkomstig uit Oostenrijk, sprak aanvankelijk enkel Duits, later Nederlands met een Duits accent. Hij had pikzwarte ogen, net als mijn moeder en zwart krullend haar. Hij zag er zuiders uit. Zijn uiterlijk zorgde ervoor dat hij regelmatig door de politie gecontroleerd werd. Hij werd er namelijk van verdacht een man van vreemde origine te zijn…. 

Ik koos als kind om kunstenaar te worden. Pas toen ik 26 jaar was, ging ik schilderkunst studeren. Toen ik ongeveer 33 was, maakte ik de reeks I have a Dream verwijzend naar de bekende speech van Martin Luther King. Ik ging in tegen die stereotypering, de berg aan vooroordelen en leefde mee met mensen en bevolkingsgroepen die uitgespuwd werden door de maatschappij. Ik probeerde via mijn werk vragen te stellen bij dat gratuite en meedogenloze klasseren van mensen.

Ik ben nooit een voorstander geweest van het cordon sanitaire. De term alleen al vond ik verwerpelijk omdat die vanuit de dierengeneeskunde komt en afscherming tegen besmettelijke ziekte betekent. Een lockdown voor dieren zou je kunnen zeggen. 

Ik begreep niet waarom links, waar ik mezelf toe reken deze kleinerende term gebruikte voor mensen, voor een partij en haar kiezers, om hen uit te schakelen, te ontmenselijken, te marginaliseren. Waarom de techniek die je verwerpt zelf toepassen? Ik zag het als een zwakte. Waarom niet trachten mensen terug te winnen, te overhalen met argumenten? 
Heeft het cordon gewerkt? 

Na I have a  Dream volgde onder meer de reeks Scenes over het theatrale, het georkestreerde, over een schijnwereld met acteurs die rollen vervullen, over onze sociale gedragingen. Het werk Lobby (2000) komt uit deze serie. Je ziet een vrouw geïsoleerd op de voorgrond staan. Achter haar schuiven mensen aan bij een balie. Er is geen contact. 

Geleidelijk aan verschoof mijn aandacht naar de positie van de vrouw in de maatschappij.  Ik maakte tussen 2010 en 2021 vier schilderijenreeksen rond dat thema.  
Ondertussen brak de coronacrisis uit. 

Ik werkte al enkele jaren rond het belang van een vrij toegankelijke publieke ruimte als voorwaarde voor een gezonde democratie, maar dan gezien vanuit het standpunt van de vrouw. Ik begreep dat de eerste plaats waar de aanwezigheid van een vrouw geproblematiseerd werd, net die publieke ruimte was. In ongezonde samenlevingen werd de vrouw ofwel eruit weggegomd of werd ze een femme de la rue

Einde maart 2020  besefte ik dat het dominante officiële narratief eenzijdig was, dat debat in Vlaanderen ontbrak, dat het parlement uitgeschakeld werd, dat waardevolle kritische stemmen werden weg gecensureerd. Net op het moment dat de maatschappij er het meeste nood aan had. Via mijn kennis van het Duits kreeg ik andere geluiden te horen uit Duitsland waar de kritiek ten opzichte van het coronabeleid en -discours al zeer vroeg begon. 

Gepensioneerde wetenschappers waren enkelen van de trekkers van de kritiek, bottom-up. 
In tegenstelling tot bij ons, was er wel debat op de nationale Duitse tv. Maar berichtgeving over de protesten, de massabetogingen ontbrak en eens op de sociale media de filmpjes te talrijk circuleerden, kwam er uiteindelijk een zeer negatief gekleurde berichtgeving met de nodige beschadigende labels. Het begrip dwarsdenken werd geproblematiseerd.

Na  een periode van grote twijfel over de zin van het maken van schilderijen terwijl onze democratie in een zware crisis zat, was het dankzij de stem van kritiek dat ik weer een ingang vond in mijn werk. Door Hannah Arendt besefte ik hoe ik me nuttig kon maken als kunstenaar in deze getroebleerde tijden. De publieke ruimte was de plaats die ons allen nu ontnomen werd, die uitgeroepen werd tot gevarenzone waarin een doorgedreven surveillance bijdroeg aan het verdacht maken van elke burger, waar contact met elkaar ongezond werd verklaard. 

Als kunstenaar voelde ik me alleen staan in mijn kritiek op het gevoerde beleid. Nu nog steeds wordt kritiek politiek geframed en beland je ongevraagd al snel in het extreem rechtse kamp. 

Tussen de kampen van de polarisatie bestaat een grote zone, een gekleurde zone waar nuance en debat wel mogelijk is. Dat braakliggend stuk grond is nu klaar om zich te tonen.
Vanuit die vruchtbare, waardevolle bodem kunnen we samen de toekomst vormgeven.
Echt contact is de bedoeling.

Karin Hanssen – Antwerpen 06 04 23

Over de auteur

Vergelijkbare berichten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *